De perfecte domeinnaam is goud waard. Maar wie een geschikt internetadres zoekt voor zijn eigen website, zal vaak moeten vaststellen dat gewilde namen al zijn vergeven. Niet elk geregistreerd adres wordt echter ook daadwerkelijk gebruikt. Vaak wordt een domein alleen geregistreerd om het vervolgens weer te verkopen door zogenaamde domeinkapers. De vraag bepaalt dan de hoogte van de prijs. Populaire domeinextensies worden soms voor wel duizenden euro’s verkocht. De markt voor domeinen wordt dan ook beïnvloed door talrijke handelaren die veelbelovende adressen alvast bezetten. Deze praktijk wordt in het internetjargon ‘domaingrabbing’ of domeinkaping genoemd en onderscheidt zich van het meestal illegale ‘cybersquatting’.
Domeinkaping is de registratie van internetdomeinen die niet bestemd zijn voor eigen gebruik, maar voor de lucratieve doorverkoop van het eigendomsrecht. Bij klassieke algemene begrippen en soortnamen in combinatie met veelgevraagde topleveldomeinen kunnen domeinkapers rekenen op een grote winstmarge. Namen van concrete producten of diensten worden bij domeinkaping meestal vermeden, om conflicten met de rechthebbenden te voorkomen. Daarom is domaingrabbing vaak niet in strijd met het merkenrecht. Ook al wordt domeinkaping door de internetgemeenschap vaak als immoreel opgevat, toch geldt de handel in domeinnamen voor Nederlandse rechtbanken als erkende zakelijke activiteit, zolang er geen sprake is van oneerlijke concurrentie. Bij cybersquatting is dit een ander verhaal.
Terwijl domeinkapers onbeschermde termen in het vizier nemen, hebben cybersquatters (het Engelse squatter betekent landbezetter of kraker) het gemunt op handelsmerken en eigennamen. Het doel van cybersquatting is de registratie van merkenrechtelijk beschermde termen als onderdeel van de domeinnaam, om deze tegen hoge overdrachtskosten aan de eigenlijke rechthebbende door te verkopen. Afhankelijk van het type handelsmerkbescherming van de bezette termen wordt cybersquatting ook wel brandjacking of namejacking genoemd. Als het bij de omstreden domeinregistraties om namen of delen van namen van bekende personen, muzikanten, sporters of tv-sterren gaat, overlappen de beide varianten elkaar doorgaans
Om druk uit te oefenen op de rechthebbenden wordt op de bezette domeinen vaak schadelijke inhoud geplaatst, bijvoorbeeld content die de betreffende persoon of onderneming zwartmaakt. Een andere variant van cybersquatting is het zogenaamde typosquatting, waarbij merknamen met spelfouten als domeinnaam worden geregistreerd om bezoekers te misleiden.
Met het domeinnaamrecht wordt vastgesteld wat een domeinnaam juridisch gezien inhoudt en wie recht heeft op het gebruik van een bepaalde domeinnaam. Een domeinnaam geeft uitdrukking aan de individualiteit van de drager van de naam en het dient dan ook als identificatiemiddel. Daarnaast is het een manier om je te onderscheiden en wordt het als herkenningsteken gebruikt. Dit maakt dat domeinnamen heel belangrijk zijn geworden en dat de behoefte tot het beschermen ervan – op eenzelfde wijze als merken en handelsnamen beschermd worden – alleen maar groeit. Toch bestaan er nog geen wetten die de juridische status van een domeinnaam bepalen, hoewel in de praktijk het domeinrecht wel wordt toegepast. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer er beslag wordt gelegd op een domeinnaam.
Website-eigenaren die ontdekken dat hun beschermde merken of namen voor cybersquatting worden gebruikt, moeten hun aanspraak meestal via een geschillenregeling of voor de rechtbank doen gelden. In Nederland valt het domeinnaamrecht onder het internetrecht. Ook zet het domeinnaamrecht uiteen wat de juridische complicaties en valkuilen zijn in relatie tot het handelsnamenrecht en het merkenrecht.
Via de WIPO (World Intellectual Property Organization) kun je een geschillenprocedure starten wanneer je vindt dat een domeinnaam inbreuk maakt op jouw merk of handelsnaam. De SIDN zorgt in deze procedure voor een kosteloze mediator, die schakelt tussen de twee partijen om tot een overeenkomst te komen. Mocht dit niet tot een oplossing leiden, dan beslist een onafhankelijke specialist over de zaak. Dit proces werkt aanzienlijk sneller en goedkoper dan een gerechtelijke procedure. De geschillenprocedure heeft alleen betrekking op de vraag wie de houder van de domeinnaam mag zijn.
Voor geschillen met betrekking tot internationale domeinen heeft de ICANN (Internet Corporation for Assigned Names and Numbers) met de UDRP (Uniform Domain-Name Dispute-Resolution Policy) een centrale bemiddelingsprocedure ingesteld. Net zoals via de WIPO biedt deze procedure een alternatief voor onderhandelingen in de rechtbank en maakt het de aanklagers mogelijk om naast het wissen van het domein ook de overdracht van het omstreden domein te bewerkstelligen.
Het Nederlands Burgerlijk Wetboek beschermt met het naamrecht burgerlijke namen, maar bijvoorbeeld ook de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. De vraag is of een domeinnaam hier ook onder valt. Het gebruik van een naam in het kader van een domeinregistratie geldt als onbevoegd, als de domeingebruiker niet het naamrecht voor het desbetreffende domein bezit. Meneer Smit heeft bijvoorbeeld niet dezelfde rechten op het domein jansen.nl als meneer Jansen. Laatstgenoemde zou bij een rechtsgeding vermoedelijk een goede kans maken om zijn aanspraak te doen gelden. Het naamrecht heeft echter niet alleen betrekking op burgerlijke namen. Als meneer Smit directeur zou zijn van Jansen BV, dan zou ook hij recht hebben op de domeinnaam. In zo’n geval geldt het verstrekkingsprincipe: wie het eerst komt, het eerst maalt.
Als de omstreden domeinnaam echter zowel een naam als een algemeen begrip is, bijvoorbeeld Zoet, Bakker of Visser, dan wordt het voor de desbetreffende persoon lastig op grond van zijn naamrecht domeinregistraties in bepaalde branches tegen te houden.
Als een begrip op nationaal of internationaal niveau als merk is geregistreerd, hebben de eigenaars van het merk de mogelijkheid juridische stappen te nemen tegen het gebruik van zo’n woordmerk in een domeinnaam, voor zover het risico op misleiding bestaat. Dit is met name het geval als onder de domeinnaam soortgelijke producten of diensten worden aangeboden als onder het beschermde merk. Voorwaarde is bovendien dat het domein in het zakelijk verkeer wordt gebruikt. De registratie van een domein alleen is niet voldoende. Er wordt bijvoorbeeld van zakelijk handelen gesproken als een gebruiker onder het domein een webshop beheert, reclame maakt of de domeinnaam te koop aanbiedt.
Zowel de vraag of er risico op misleiding bestaat alsook de vraag of een domein zakelijk gebruikt wordt, kan voor elk individueel geval alleen worden beoordeeld als er rekening wordt gehouden met alle omstandigheden. Of er aanspraak op onthouding of schadevergoeding bestaat, wordt daarom meestal bepaald door een rechter.
Omdat domeinkaping meestal noch het naamrecht, noch merkenrechtelijke bepalingen schendt, proberen ondernemers het bezetten van populaire domeinnamen tegen te gaan met claims op grond van het mededingingsrecht. Een domeinregistratie wordt echter alleen als schending van het mededingingsrecht gezien als domaingrabbing wordt gebruikt om een concurrent doelgericht te hinderen. Zulk oneigenlijk handelen is in de praktijk lastig te bewijzen, vooral omdat domeinnamen voor de Nederlandse rechtbank worden beschouwd als klassieke goederen die vrij mogen worden verhandeld. Alleen de registratie van een domeinnaam met als doel deze met winst te verkopen, vervult niet alle bestanddelen van oneerlijke concurrentie.
Terwijl juridische geschillen in verband met domeinnamen in Nederland op basis van regels uit verschillende wetsteksten worden besloten, is er in de VS een eigen wet voor domeingeschillen ingevoerd: de Anticybersquatting Consumer Protection Act (ACPA). Deze wet, die ook wel ‘Truth in Domain Names Act’ wordt genoemd en een uitbreiding is van de zogenaamde Lanham Act die het Amerikaanse merkenrecht regelt, trad in 1999 in werking en moet in de eerste plaats de consument beschermen tegen misleiding.
Een typisch toepassingsgeval voor de ACPA is cybersquatting. Om zich op de wet te beroepen, moet een aanklager merkhouder zijn van het begrip in kwestie en moet hij kunnen aantonen dat de aangeklaagde partij met kwade opzet profiteert van het gebruik van het merk als domeinnaam. Voorwaarde daarbij is dat het domein en het merk identiek zijn of sprekend op elkaar lijken.
Bij de ACPA-procedure is het echter maar de vraag wanneer het gebruik van een merk als kwade opzet kan worden geclassificeerd. In het verleden werd dit door de Amerikaanse jurisprudentie vooral vastgesteld als een domeinregistratie ten doel heeft de handel van een merk voor eigen doeleinden te misbruiken of het domein aan de merkhouder te verkopen. Daarnaast geldt het verstrekken van onjuiste gegevens bij het registratieproces als kwade opzet. Terwijl de rechtsgevolgen met een geschillenprocedure via de WIPO- en de UDRP-procedure van de ICANN zich beperken tot het wissen of het overdragen van een domein, kunnen op basis van de ACPA ook schadeclaims tot wel 100.000 dollar worden toegekend.